Jozef en Maria
zijn op reis gegaan.
Maria zit op het ezeltje,
en Jozef loopt vooraan.
Ze komen laat in Betlehem.
De mensen slapen al.
Nergens is een plekje meer,
alleen nog een stal.
In het veld zijn herders.
Zij houden in de nacht,
over hun schapen,
bij het vuur de wacht.
Opeens komt er een engel.
Die zegt tegen hen;
"Jezus is geboren,
ga vlug naar Betlehem!"
De herders zeggen;"Kom,
we gaan het Kindje zoeken.
Het is geboren in een stal,
gewikkeld in wat doeken." |
Drie mannen zien een grote ster.
Die mannen zijn heel wijs.
Ze willen naar het Koningskind,
en dus gaan ze op reis.
Zo komen ze in Betlehem,
daar zoeken ze een poos.
Ze vinden Jezus in de stal,
en geven Hem cadeaus.
De herders knielen neer voor Jezus.
Eerbiedig zeggen zij:
"Jezus is onze Koning,
Hij maakt de mensen blij."
Alle mensen, groot en klein,
krijgen het te horen,
dat vannacht in Betlehem,
Jezus is geboren!
|